Hieronder vind je een ‘demo-toets’ met 70 vragen. Je kunt in ongeveer 20 minuten een indruk krijgen van je taalvaardigheid, met name van de basisvaardigheden.
onderdeel werkwoordsspelling


1. De (vermelden) gegevens bleken niet meer actueel.


2. Zo'n opleiding (bieden) je goede kansen.


3. Die informatie (vinden) je niet op de website.


4. Hij (rijden) bij die snelheidscontrole veel te hard.


5. Dat klopte niet met de gegevens die hij (vermelden) had.


6. (Besteden) voldoende tijd aan de voorbereiding van je presentatie.


7. Er wordt soms illegaal olie op zee (lozen).


8. De eind 19e eeuw (verzanden) haven was niet meer toegankelijk voor vissersschepen.


9. (Houden) je die gegevens allemaal bij?


10. De (ontvluchten) gevangenen werden snel weer opgepakt.


11. Die informatie stond niet op de site (vermelden).


12. (Vermijden) dat soort vage woorden.


13. Hij (proeven) gisteren verschillende gerechten.


14. Je (vinden) daar veel nuttige informatie.


15. Hij kon die vraag toen niet (beantwoorden).


16. (Melden) u bij de receptie.


17. Hij (trachten) toen die fout snel te herstellen.


18. Ik heb het liefst vers (bakken) brood.


19. Hij (verrassen) ons gisteren met een cadeau.


20. Die man (houden) je altijd lang aan de praat.


21. Je ziet wel vaker dat het weer snel (veranderen).


22. Hij heeft de vloer met een borstel (schoonschrobben).


23. Hij doet niet altijd wat hij (beloven) heeft.


24. Het is belangrijk dat je de bron nauwkeurig (vermelden).


25. (Vinden) u dat een moeilijke vraag?
In de oefeningen bij de e-learning is de uitleg uiteraard (veel) uitgebreider!
Fouten in de werkwoordsspelling vallen snel op en maken een negatieve indruk. De correcte spelling van de werkwoordsvormen getuigt naast kennis van regels ook van grammaticaal inzicht. Grammaticaal inzicht is onder andere belangrijk voor een correcte zinsbouw.
spellingscontrole bij Word


26. De meeste fouten in de spelling van het Nederlands worden gemaakt in het aaneenschrijven van samengestelde woorden. De spellingscontrole signaleert deze fouten


27. Je typt: De prijs van benzine veranderd snel. De spellingscontrole signaleert


28. Je typt 'har' in plaats van 'haar'. De spellingscontrole signaleert
onderdeel overige spelling


29. Kies de juiste spelling:


30. Kies de juiste spelling:


31. Kies de juiste spelling:


32. Kies de juiste spelling:


33. Kies de juiste spelling:


34. Kies de juiste spelling:


35. Kies de juiste spelling:


36. Kies de juiste spelling:


37. Kies de juiste spelling:


38. Kies de juiste spelling:
onderdeel leestekens


39. Begin tijdig met de voorbereiding _ het is veel leerstof.
Op de plaats van _ past het best een


40. Voor een moestuintje voor kinderen zijn snelle groeiers het meest geschikt _ radijs, sla en raapstelen. Bij _ past een


41. Ik vraag me af hoe hij zoiets voor elkaar krijgt _
Op plaats van _ komt een


42. ''Ik breng het straks wel even'': zei zij toen.
Het gebruik van leestekens is hier


43. Je kon van alles kiezen _ water, thee, koffie, frisdrank, bier en wijn. Bij _ komt een


44. Zij dacht: ''Ik had dat beter niet kunnen zeggen.''
Het gebruik van leestekens is hier


45. Een jongen die zoiets zegt _ moet je niet vertrouwen.
Op de plaats van _ komt


46. “Dat is onzin (1)” (2) riep hij. In deze zin komt


47. Er zijn vijf bewoonde Nederlandse Waddeneilanden_ Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog. Op de plaats van _ komt een


48. Hij zei: ''Zal ik het morgen even brengen?'' Het gebruik van leestekens is hier
Het gebruik van leestekens wordt niet altijd uitvoerig behandeld in het voortgezet onderwijs (men vindt het vaak een lastig onderdeel). Toch is het onmisbaar voor het goed en prettig leesbaar maken van teksten.
onderdeel zinsdelen


49. Hij is toen heel kwaad geworden.
'heel kwaad' is


50. Zo'n som kun je gemakkelijk maken.
'Zo'n som' is


51. Waar wordt dat eigenlijk vermeld?
'Waar' is


52. Ons hebben ze dat toen niet verteld. 'Ons' is


53. Dat meisje is de beste van de klas. 'de beste van de klas' is


54. Wie heeft je dat verteld? 'Wie' is
Voor velen zijn de zinsdelen en de woordsoorten stof van ‘lang geleden’ (en sommige studenten beweren delen daarvan nooit geleerd te hebben). Onder andere voor de werkwoordsspelling en de analyse en verbetering van de zinsbouw heb je die kennis nodig.
onderdeel woordsoorten


55. Je zult al die hoofdstukken moeten bestuderen.
'moeten' is


56. Het antwoord dat hij gaf, maakte een domme indruk.
'dat' is


57. Ik heb me toen vergist.
'me' is


58. Dat hij ook zou komen, wist ik niet. 'Dat' is


59. Is dat een vriend van jou? 'jou' is


60. Dat restaurant is naast het station. 'naast' is
onderdeel ‘formuleren’
Bij dit onderdeel gaat het niet om de spelling en het gebruik van leestekens. Het gaat vooral om fouten in woordkeus en zinsbouw en om stijlfouten (o.a. pleonasme en contaminatie).


61. Ik hoorde dat hun ook komen.
Deze zin is


62. Zij is volgens mij een jaar ouder dan jij.
Deze zin is


63. Zij besefte zich dat toen helemaal niet.
Deze zin bevat


64. De helft van de leerlingen was al snel klaar.
Deze zin bevat


65. Dat is een meisje die altijd erg behulpzaam is.
Deze zin bevat


66. Men wil de capaciteit zo optimaal mogelijk benutten.
Deze zin bevat


67. Voor die maatregel zullen wel goede reden zijn.
Deze zin bevat


68. Ik irriteerde me aan zijn gedrag.
Deze zin bevat


69. De omzet van dat bedrijf is vorig jaar flink groter gegroeid.
Deze zin bevat


70. Ik kon me dat toen niet zo goed herinneren.
Deze zin bevat
Wij bieden efficiënt en flexibel studeren.
Ik verkondig al veel langer dat online-onderwijs een prima eigentijdse vervanging kan zijn voor het ‘routinematige deel’ van duur en belastend klassikaal onderwijs of kostbare cursussen. Voor wie thuis wil studeren, is dit een betaalbare en extra interessante optie.
Ronald Zwiers, leraar Nederlands, ontwikkelaar e-learning
aanmelden
terug naar de startpagina